Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

leugenaar

betekenis & definitie

iemand die liegt.

iemand die leugens vertelt, hetzij eenmalig, hetzij, herhaaldelijk, als vast gedragspatroon; iemand die liegt.

Voorbeelden:
In een poging tot weerwoord bewees Hofland voornamelijk andermaal geen ongelijk te kunnen incasseren. Hij sprak met loodzwaar sarcasme over 'Columnist Voorzitter Lid Bart Tromp' en noemde hem dit keer een jakhals, een krokodil, een lasteraar, een leugenaar en een baantjesjager.
http://www.groene.nl/1996/05/mva_hofl.html, 31 januari 1996

Tandartsen die beweren dat zo'n ingreep geen ongemakken met zich meebrengt, zijn leugenaars.
Pieter Aspe, Pandora, 2003

U wilt toch, als goed katholiek, niet beweren dat al die bisschoppen een vervalst resultaat toegejuicht hebben en dus zonder meer leugenaars zijn?
Clem Schouwenaars, Emily Beyns, of Het heilig zwijgen. Dl. 1: Verwanten, 1983

< >