Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

leeuwerik

betekenis & definitie

kleine zangvogel.

kleine, meestal grijsbruine zangvogel die met een karakteristieke zangvlucht hoog in de lucht cirkelend en fladderend zijn territorium afbakent en in talrijke soorten voorkomt zoals de veldleeuwerik in onze streken.

Voorbeelden:
Onze leeuwerik, de Veldleeuwerik, is één van de ongeveer 80 soorten leeuweriken die er zijn in de wereld.
http://dissertations.ub.rug.nl/faculties/science/2002/b.i.tieleman/?pLanguage=en&pFullItemRecord=ON, 2002

Wanneer u ergens op de zandgronden, op heide of stuifzand in Nederland een leeuwerik ziet met een zéér korte staart, dan is dat vrijwel zeker een boomleeuwerik. Meestal zult u eerst de boomleeuwerik horen zingen voordat u hem ziet. Tijdens de zang zweeft hij in grote kringen boven zijn territorium. Aan het einde van de zang laat hij zich in een spiraalvlucht naar beneden glijden.
http://www.vogelbescherming.nl/nl/vogels_kijken/vogelgids/zoekresultaat/detailpagina/q/vogel/18, 2011

De wind was stil, het zonlicht heet en nog altijd tierelierden de leeuweriken.
Lut Ureel, De lange geboorte, 1977

< >