Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

kotmadam

betekenis & definitie

vrouw met studenten op kot.

vrouw die studenten op kot heeft; vrouw die kamers verhuurt aan studenten; eigenares van een pand met studentenkoten.

Voorbeelden:
Zij, op haar beurt, beschouwde ons dan ook niet als studentes [...]. Wij waren bij haar niet op kot, zoals onze medestudenten dat bij hun kotmadammen waren, wij waren bij haar te gast, zodat we ook niet werden gehinderd door een huishoudelijk reglement.
Walter van den Broeck, Verdwaalde post, 1998

'Alors!' zuchtte Delaruelle toen zijn vrouw de deur uit was. Als afgesproken trokken hij en Veldeman zowat gelijktijdig hun jas uit, rukten hun das los en stroopten hun hemdsmouwen op. Twee studenten die, nu de kotmadam van huis was, iets verbodens gingen doen. Van mijn aanwezigheid schenen ze zich niet eens meer bewust.
Walter van den Broeck, Verdwaalde post, 1998

< >