Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

koophuis

betekenis & definitie

woonhuis in eigendom.

woonhuis dat door de bewoner aangekocht is of dat bestemd is om door eventuele bewoners aangekocht te worden; woonhuis in eigendom; koopwoning.

Voorbeelden:
Is er ruimte om extra af te lossen, voor mensen die al een koophuis bewonen?
NRC, 1995

Zelf je eerste koophuis bouwen, samen met anderen? Dat kan in de wijk Bovenkerk met Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO) en het Particulier Opdrachtgeverschap (PO) [...]. Bouwen volgens het CPO en het PO betekent dat de kopers van de bouwkavels zelf de te bouwen woningen moeten ontwerpen en de benodigde vergunningen moeten aanvragen. Ook moeten zij zelf de bouw van de woning(en) realiseren.
http://www.gemeentevlist.nl/actueel/nieuws_233/item/zelf-je-eerste-koophuis-bouwen-samen-met-anderen_10635.html, 2011

Kennelijk kunnen sommige mensen geen koophuis financieren of hebben ze nog te weinig wachttijd opgebouwd om een beter huurhuis te kunnen betrekken.
http://www.huurdersbelangen.nl/forum3/viewtopic.php?f=7&t=158&start=80, 2005

< >