Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

kidnapper

betekenis & definitie

ontvoerder.

iemand die een persoon of groep personen kidnapt; ontvoerder.

Voorbeelden:
Tegen de wil van de Belg werd hij per auto meegenomen naar Hoogeveen. Onderweg voerden de kidnappers telefoongesprekken met de echtgenote van de financier over een geldbedrag.
Meppeler Courant, 1993

Op 25 maart werd Reemtsma in het park van zijn villa in de Hamburgse buitenwijk Blankenese door twee gemaskerde mannen overvallen. De kidnappers plakten zijn mond en ogen dicht en gooiden hun slachtoffer op een vrachtwagen.
De Standaard, 1996

"Ze is gewond, ja, diep van binnen. Ze werd verkracht. Moest in bad met haar ontvoerders. Ze kreeg slechts droog brood en letterkoekjes te eten. Toen de kidnappers haar vorige vrijdag in de camionette duwden, stopten ze haar vol met medicamenten. Die spuwde ze uit, maar de daders propten nieuwe pilletjes in haar mond."
De Standaard, 1996

Een twaalfjarige jongen (Steve Spedicato), zoon van een maffiabaas, is ontvoerd door een maffialid (Lello Arena). De jongen wordt verborgen gehouden in een verlaten herberg aan de voet van de Barraroberg. De kidnapper gaat als een vaderfiguur met de jongen om: hij geeft hem een computer cadeau en voetbalt met hem op het dorpsplein.
http://www.pacinfo.be/film/tlz/turidi.htm, 2000

De meeste van deze nieuwe financiers deden hun werk in stilte en zijn slechts bekend in kleine kring. Dat is wel zo veilig; geen last van pottekijkers en geen foto's in de krant die kidnappers op een spoor kunnen zetten.
NRC, 1995

Wie is de man die tégen de wet een heel bataljon soldaten gekidnapt heeft, en onvrijwillig naar Libanon gebracht heeft, waar ze nog straf krijgen als ze op wacht in slaap vallen? Die kidnapper heet Scholten. Komt hij nu voor de krijgsraad? Nee: nadat hij veroordeeld is, verandert hij gewoon de wet.
Piet Grijs, ...honderd. Ik kom, 1982