Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

juni

betekenis & definitie

zesde maand.

zesde maand van het jaar.

Voorbeelden:
Nu leggen alle studenten in juni examen over het gehele jaar af. De universiteit wil dat voor de eerste kandidatuur het academiejaar in twee helften (semesters) wordt verdeeld, waarbij na de kerstvakantie al examen wordt afgenomen over de vakken die klaar zijn [...]. De Academische Raad beslist in mei.
De Standaard, 1997

In eerste instantie zou de encycliek op 22 juni, Sacramentsdag, gepresenteerd worden, maar de publicatie is vervroegd naar Witte Donderdag.
http://www.stpiusx.nl/nieuws/april/03encykliek.html, 3 april 2003

Statistisch gezien is de maand juni een regenmaand, maar er werd besloten opnieuw voor juni te kiezen.
Meppeler Courant, 1996

Alweer met een gevoel van verraad, jegens Egberts ditmaal, beloofde ik eind juni een bundel verhalen gereed te hebben.
A.F.Th. van der Heijden, Engelenplaque, 1973-2003

Je mag het gerust weten: toen België in juni tijdens het EK 2000 verloor van Turkije, heb ik drie dagen gevast uit wrok, omdat we zoveel beter voetbalden en toch verloren.
http://www.wereldwijd.be/archief/assyr.htm, mei 2001

Sinds het negatieve referendum over het Verdrag van Maastricht in juni 1992 weet heel Europa dat de Denen weinig enthousiast zijn over de Europese Unie.
De Standaard, 1996

De Wereldbank heeft het afgelopen begrotingsjaar (tot 30 juni 1994) 1 miljard aan salariskosten voor personeel en consultants uitgegeven en 130 miljoen dollar voor reiskosten.
NRC, 1994

Ze kwamen moeder halen op twintig juni, eveneens om vijf uur 's morgens.
Paul Koeck, Berthold 1200, 1979

Kort voor de landing in Zanderij, nabij de hoofdstad Paramaribo, crashte op 7 juni 1989 een DC 8 van de Surinaamse Luchtvaartmaatschappij.
De Standaard, 1996

< >