vrouw uit Joegoslavië.
vrouw met de Joegoslavische nationaliteit; vrouw die behoorde tot een van de volkeren in het voormalige Joegoslavië; vrouw die afkomstig is uit Joegoslavië; inwoonster van Joegoslavië.
De republiek Joegoslavië is opgeheven in 2003; het gebruik van het woord kan alleen betrekking hebben op de periode daarvoor.
Voorbeelden:
Twee jaar geleden verdween Hingis ook al na een partij uit het enkeltoernooi. Ze verloor toen van de Joegoslavische Jelena Dokic.
ANP, 2001
Ik had misschien het ongeluk mijn Joegoslavische te leren kennen tijdens de zomer volgend op die enquête. De uitslag lag haar in ieder geval nog vers in het geheugen... Nederland! Land van onbegrensde mogelijkheden! Gastvrij paradijs van de vrijheid...! Ze lustte er, bij wijze van understatement, wel... wel pap van.
A.F.Th. van der Heijden, De tandeloze tijd. Dl. 1: Vallende ouders, 1983
Uit onderzoek bleek vervolgens dat de man een aantal malen naar Joegoslavië was gereisd en enkele vrouwen naar Nederland had gelokt. Hij spiegelde hun telkens voor dat ze een baan in de horeca konden krijgen. Een tweede 19-jarige Joegoslavische werd onder dwang vanuit Groningen naar Den Haag gebracht.
NRC, 1993
Haar kamp tegen de Joegoslavische Ognjenovic duurde een halve minuut. Klem en gedaan. Tegen Sweatman, brons vorig jaar in Birmingham, keek ze een volledige kamp tegen een koka aan. Steeds in de aanval, nooit punt.
De Standaard, 1996
Ik bleek van doen te hebben met een Joegoslavische, die eind jaren zestig met haar vader, broers en zus - de moeder leefde niet meer - Tito's heilstaat ontvlucht was.
A.F.Th. van der Heijden, De tandeloze tijd. Dl. 1: Vallende ouders, 1983