Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

jack

betekenis & definitie

korte, sportieve jas.

korte, sportieve jas die meestal van stevig materiaal is gemaakt en vooral gedragen wordt om te beschermen tegen kou, wind en regen.

Voorbeelden:
Eind jaren zestig: de meester, statig en grijs, een kruiwagenwedstrijd, een draaiorgel in het dorp, weer het kaatsen, weer de ijsbaan, maar de hooibergen en de petten verdwijnen en de jasjes worden jacks.
NRC, 1994

Bij regen is het wijs om opvallende waterdichte kleding te dragen. Goede kleding kan ook bescherming bieden bij een ongeluk. Te denken valt aan een jack met extra versteviging op schouders en ellebogen en soepele handschoenen. Bij warm weer is het niet verstandig om met een korte broek te gaan brommen of snorren.
http://www.infopolitie.nl/verkeer/master.html?http://www.infopolitie.nl/verkeer/diverse/bromfiets.htm

Het was vochtig, maar het regende niet [...]. Op de open pleinen verraste haar een schrale wind, die wegbleef in de hoge straten. Diep in haar jack geborgen, handen in de zakken, vond ze haar weg.
Chaja Polak, Over de grens, 2001