Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

ingenieur

betekenis & definitie

iemand met een hogere, technische opleiding.

technicus of toegepast wetenschapper met een diploma van een universiteit of hogeschool, die zijn wetenschappelijke kennis gebruikt om technische, praktische of organisatorische problemen te analyseren en op te lossen in dienst van een bedrijf, een overheid of als zelfstandige; ook: titel van iemand met een hogere technische opleiding.

Voorbeelden:
De tijd dat de ingenieurs, de top, alle denkwerk deed, en de arbeiders enkel nog goed waren om uit te voeren is gewoon definitief voorbij.
http://users.pandora.be/luc.vandamme5/ivw/blanpain.htm

"De Amerikanen hebben een hekel aan windgeluiden. Voor de Europeanen is het belangrijk dat de zijruiten bij regen-rijden zuiver blijven, zij eisen een gootje dat het water afvoert. Helaas verwekt zo een ding bij hogere snelheden storende geluiden. Na veel proberen kwamen de ingenieurs met een nieuwsoortig regengootje in plastiek voor de dag. De Sintra is nu geruislozer dan een minivan zonder afvoer, en toch blijven zijn ruiten schoon."
De Standaard, 1996

"Ik ken het tekort en ook de steeds groeiende behoefte aan ingenieurs, maar de verminderde uitstroom van afgestudeerde ingenieurs zal nog enkel jaren duren."
De Standaard, 1996

Uiteraard is er een overlap tussen de verschillende curricula, maar de richting Natuurkunde leidt voornamelijk wetenschappers op en de richting Elektrotechniek voornamelijk ingenieurs (overigens ontvangt men op een technische universiteit bij het afstuderen in beide gevallen de titel van ingenieur).
http://www.aas.nl/pdf/Software_Engineering.PDF

< >