iemand die ijsjes verkoopt.
iemand die voor zijn beroep ijs, ijsjes verkoopt.
Voorbeelden:
Wie op de bakbrommer/ijsco-kar rijdt hoeft ook geen helm meer op. Tegen de helmplicht bleek onder ijscomannen een grote weerstand te bestaan. Omdat een driewielige brommer stabieler is dan een tweewielige, en doorgaans ook minder hardt rijdt, is besloten de helmplicht te laten vervallen.
NRC, 1994
Wij besluiten meteen stilletjes, ieder voor zich, maar wel in groep - dat kwamen we pas later te weten - om tijdens ons volgende zeebezoek een overdaad aan ijs te degusteren. En ons een uurtje met een go-car op de openbare weg te begeven. Want jawel, onze tafelgenoot, ijscoman in betere tijden, speelt ook af en toe verhuurbedrijfje: go-cars en fietsen. Op de dijk. Samen met zijn zuster. Hij heeft er vier. Vier zusters. Allemaal gescheiden. Nee, hij maakt zich geen illusies meer over de eeuwigheid van de liefde. De vriendin van de jonge ijsjesverkoper, de dochter van mevrouw Cijfer Vijf, telt, bij zoveel koude nuchterheid, treurig de achtergebleven snippers peterselie in haar bord. Zij en de ijscoman wonen tenslotte ook nog maar net samen.
De Standaard, 1996
De warmte van de afgelopen dagen heeft een topdrukte veroorzaakt bij de ijscoboer op de Brink in Ruinen. Dat bracht mevrouw Bruinenberg op het idee de ouderen uit het dorp te laten genieten van een ijs-verfrissing. Zij vroeg de ijsman met zijn bekende karretje [...] langs het zorgcentrum 'De Priensenije' te rijden en de 55 bewoners op een ijsje te trakteren. 'We doen als bedrijfsleven zo vaak iets voor een goed doel, maar we denken eigenlijk nooit aan de ouderen in ons eigen dorp. Die komen niet meer op de Brink, vandaar het idee hen te trakteren op een ijsje van de bij hen zo bekende ijscoman', vertelde de Ruinense.
Meppeler Courant, 1995
'Ik heb zin in een ijsje,' stelde hij vast bij het zien van een ijscoman.
J.J. Voskuil, Het Bureau. Dl. 6: Afgang, 2000
Op de dag voor haar zoontjes verjaardag, toen de mussen dood van de daken vielen en het leek of de aarde smolt, wandelde de vrouw – zwetend en plakkend van de hitte – met het wagentje door het park. Daar zag ze een ijscokarretje, dus zette ze de wagen op de rem, liep over het heuveltje naar de ijscoman en bestelde een vanillehoorntje.
Manon Uphoff, Alle verhalen, 2003
De overgaande bel herinnerde Renier aan die van de Beverdonkse ijscoman: een klank die het midden hield tussen die van een tintinnabulum en die van een schoolbel.
Robin Hannelore, Requiem voor de geitenmelker, 1980
IJscomannen op bakbrommers hoeven voortaan geen helm te dragen. Ze hoeven ook niet meer met hun brede ijskar over het fietspad, maar mogen van de rijweg gebruikmaken.
NRC, 1994