Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

hulpverlener

betekenis & definitie

iemand die beroepshalve helpt.

iemand die voor zijn beroep actief is in de hulpverlening, hetzij bij noodsituaties en calamiteiten, hetzij voor persoonlijke problemen van bv. medische, psychische of sociale aard.
Doorgaans niet met inbegrip van politieagenten, hoewel ook deze ruimere toepassing voorkomt.

Voorbeelden:
Aan de grens in Rwanda staan groepen hulpverleners al dagen klaar. Dertig kilometer verderop, in de Zaïrese kampen Mugunga en Lac Vert, dreigen meer dan een half miljoen mensen door honger en ziekte om te komen.
De Standaard, 1996

Lof is er voor de vrijwilligers, hulpverleners en bevolking. De inspectie Brandweerzorg en Rampenbestrijding schrijft: "Geconstateerd wordt dat de zorg voor de opvang, verzorging en herhuisvesting van slachtoffers op grote lijnen uitstekend is vervuld."
NRC, 2001

Artsen en andere hulpverleners geven onafhankelijk van elkaar behandelingen of adviezen, die voor de patiënt moeilijk te combineren zijn en soms tegenstrijdig zijn. In Nederland hebben ongeveer 500.000 mensen meerdere chronische ziektes [...]. De zorg is vaak door de specialisatie gericht op één ziekte. Hierdoor wordt de samenwerking tussen specialisten, huisartsen en andere hulpverleners bemoeilijkt.
Reformatorisch Dagblad, 2003

In de jaren tachtig en negentig kregen veel wijkagenten te veel begrip voor fout gedrag van bewoners en hadden ze te weinig gezag. Ze gedroegen zich niet meer als politieman maar als hulpverlener.
NRC, 2002