Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

hoefdier

betekenis & definitie

[b]zoogdier met hoeven.

Vaak in het meervoud. In de algemene taal in toepassing op landzoogdieren met hoeven, bijvoorbeeld paarden, runderen of herten. In de wetenschap rekent men tot de hoefdieren of Ungulata dieren met hoeven of dieren die afstammen van dieren met hoeven. Tot die groep worden evenhoevigen, onevenhoevigen, slurfdieren, zeekoeien, klipdassen, buistandigen en walvissen gerekend.[/b]

Voorbeelden:
Begin deze week werden nabij de Grieks-Turkse grens twee nieuwe gevallen van de ziekte vastgesteld. Zij is niet besmettelijk voor de mens, maar wel voor hoefdieren als schapen, geiten en runderen.
De Standaard, 1996

Ook gebeenten van mammoeten, paarden, bisons en andere hoefdieren die in het gebied opgegraven werden (vooral door goudzoekers in Alaska), leverden aanwijzingen dat het terrein destijds het karakter van een steppe had.
De Standaard, 1996

De conclusie was onontkoombaar. Pakicetus, de vijftig miljoen jaar oude oerwalvis uit de Kala Chitta Hills in Punjab, Pakistan, was een hoefdier, en familie van hert, nijlpaard en koe. De oerwalvis had eenzelfde, dubbelscharnierend enkelgewricht.
http://www.wetenschap24.nl/nieuws/artikelen/2009/november/Van-Bambi-naar-Moby-Dick.html