Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

harmonium

betekenis & definitie

soort huisorgel.

muziekinstrument dat wat de bouw betreft wat lijkt op een buffetpiano maar inzake geluid en techniek eerder een orgel is met door de luchtverplaatsing trillende lamellen in plaats van pijpen, en dat lange tijd veel werd aangetroffen in huiskamers als begeleidingsinstrument voor zang, vaak met religieuze inslag.

Voorbeelden:
'Ver over Berg en Dal heeft de Tocht ons gebracht' heeft tante nogal overmoedig in witte inkt in het album geschreven, waar de ene bidstonde op de andere volgt, alsook stichtelijke zangavonden rond het harmonium van juffrouw Van Vooren, dat zijzelf 'mijn huisorgel' noemde, een potsierlijke benaming voor die aftandse rammelkast, waaruit zaterdags akelig nasale klanken over de straatstenen rond haar woning zwijmelden.
Erwin Mortier, Sluitertijd, 2002

Pas heel langzaam is het inzicht terrein gaan winnen dat het harmonium voor de muziek van de jaren tachtig en negentig een steeds minder geëigend instrument is.
NRC, 1994

Het Borodin Kwartet speelde eerst misschien nog wat vlakjes over dat doloroso heen, en over het lugubere forte waarin Tsjaikovski de gedempte strijkers wil horen. Maar de manier waarop ze nadien eerst het thema vibratoloos boven een aangehouden bourdon, en dan ook de holle kwintenpsalmodie recto tono als een harmonium lieten klinken, deed de adem even stokken. Je kon na afloop een zucht van ontlading door de zaal voelen gaan.
De Standaard, 1996

< >