Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

halsdoek

betekenis & definitie

doek voor om de hals.

doek die om de hals wordt gedragen tegen de kou of voor de sier.

Voorbeelden:
De arme man legde nauwkeurig uit waar hij voor kwam, en hij nam er zijn tijd voor, want het was warm in het vertrek van het orakel, en hij zag bovendien een vrouw die in een hoek van de kamer bezig was koffie te zetten. Hij kreeg er koek bij, en ook een halsdoek om straks beter tegen de koude bestand te zijn. De doek was hem gegeven door de oude vrouw die medelijden met hem had.
Jan Arends, Keefman, 1983

De leden van de folkloristische vereniging, in historische kledij met boerenkiel en halsdoek, hebben het druk met het toezicht en het verzorgen van de gasten.
http://www.beeg.demon.nl/gawstrekkers/gtindex.html

< >