Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

grapefruit

betekenis & definitie

grote citrusvrucht.

grote, ronde citrusvrucht met bleekgeel of roze, sappig vruchtvlees met een bitterzoete smaak; grapefruit.

Voorbeelden:
Er is een scène waarin de advocaat in het bad zit, de ene doorbraak na de andere belevend, en Thompson hem met grapefruit bekogelt want anders gaat het niet, de advocaat jongleert op de rand van waanzin en slechts het plonzen van de enorme vruchten weerhoudt hem van het ineenstorten van zijn door fragiele referentiepunten opgehouden fanfare van Begrip.
Janwillem van de Wetering, De doosjesvuller en andere vondsten, 1984

Voor 2-3 personen: 1 venkelknol (400 gram), 1 rode grapefruit [...]. Halveer de venkelknol [...]. Schil de grapefruit met een vlijmscherp groentemesje als een appel tot op het vruchtvlees waarbij het dunne vliesje ook wordt meegenomen. Snijd vervolgens de partjes tussen de vliezen uit.
NRC, 1995

< >