Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

gitaar

betekenis & definitie

populair tokkelinstrument.

tokkelinstrument met normaal zes snaren die gespannen zijn over een hals met frets en, in het geval van een akoestisch instrument, een achtvormige houten klankkast met een rond gat in het midden, of, in het geval van een elektrisch instrument, een platte body in uiteenlopende vormen, dat vooral wordt gebruikt in uiteenlopende vormen van niet-klassieke muziek.

Voorbeelden:
Op een gegeven moment zag ik hem in zijn tuin, met een gitaar.
Yasmine Allas, Idil, een meisje, 1998

Ik wist dat ze me gezien hadden, want Lodewijks grote hoofd werd rood als hij me tegen het lijf liep en Nathan, die rondsjokte met zijn gitaar en 'Yesterday' tokkelde, hield stil als ik voorbijkwam.
Manon Uphoff, Alle verhalen, 2003

Alléén als je je haar in brand stak, als je je broek ludiek liet zakken, als je zoals Jimi Hendrix de snaren van je gitaar sensueel likte en streelde, kortom als je aan 'publikumsbeschimpfung' deed, werd je veel vergeven door de domme, hysterische massa.
Ward Ruyslinck, Op toernee met Leopold Sondag, 1979