gemopper; getier.
het (aanhoudend) op een ongeduldige, mokkende, verongelijkte manier zijn ongenoegen uiten; gemopper; pregnanter ook: het heftig tekeer gaan tegen iets of iemand; het vloeken en tieren tegen iets of iemand; het uitvaren tegen iets of iemand; getier.
Voorbeelden:
John Bayley's Widower's House aan het lezen, zijn gefoeter op goedbedoelde maar ongewenste attenties van vrienden na de dood van zijn vrouw.
Kristien Hemmerechts, Een jaar als (g)een ander, 2003
Wat de lul ook vergeten mocht zijn, zijn eigen naam in elk geval niet, want het gefoeter nam plots danig in volume toe.
Christophe Vekeman, Wees maar niet bang, 2002
En even later moest ik ook nog gefoeter aanhoren van een legerarts die met de geringe hoeveelheid urine die in mijn bekerglas was achtergebleven niet uit de voeten kon.
Maarten 't Hart, Het woeden der gehele wereld, 1993
Mijn vader had verwacht dat mijn moeders afkeer van het buitenleven op den duur wel zou afnemen en op wat gefoeter na leek dat ook zo.
Mensje van Keulen, De gelukkige, 2001
Zijn gefoeter en gestamp leken machteloos genoeg. En dat hij het schilderij nog niet voltooid had, maakte meer dan duidelijk dat hij verzopen was in zijn eigen diepgraverij.
Louis Ferron, Het overspelige gras, 2002
Pas de bons waarmee ze op de vloer neerkwam alarmeerde me. Het gefoeter waarnaar ik, op mijn rug gelegen, had liggen luisteren (meer naar de klank, het ritme, de ontwikkeling dan naar de gebruikte woorden) werd er plotseling door afgebroken.
A.F.Th. van der Heijden, De tandeloze tijd. Dl. 1: Vallende ouders, 1983
Ten slotte kwam het zelfs zover dat ik begon te verlangen naar iets wat me doorgaans in een razend gefoeter deed uitbarsten: de een of andere oproep met name, het maalde niet waarover het ging, als mij maar wat afleiding werd geboden.
Christophe Vekeman, Wees maar niet bang, 2002
Vrijdagavond. Dochter voor de televisie. Haar geliefdste plek, denk ik soms. Hermans gefoeter als ze de televisie inpalmde. Maar jij bent toch tegen de audiovisuele cultuur, zei ik dan. Jij wilt toch helemaal geen televisie kijken.
Kristien Hemmerechts, Een jaar als (g)een ander, 2003