Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

gastarbeider

betekenis & definitie

tijdelijke arbeider uit ander land.

iemand die tijdelijk als arbeider in een rijker land komt werken; tijdelijke arbeider met een ander land van herkomst.

Voorbeelden:
De nieuwe allochtonen in ons land zijn gastarbeiders uit Marokko en Turkije, met hun afstammelingen.
De Standaard, 1997

Maar terwijl 'links' zich in het algemeen halverwege de jaren '70 begon te realiseren dat gastarbeiders in feite immigranten waren, hield de SP voet bij stuk.
http://www.human.nl/constandse/dossier/index.htm

In minder dan zes jaar tijd is het aantal gastarbeiders van 10.000 tot een kwart miljoen uit een dertigtal landen aangezwollen. Volgens het Bureau voor de Statistiek zijn er nu 110.000 gastarbeiders met werkvergunningen in Israël.
De Standaard, 1996

Want toen Nederland in de jaren zestig zijn gastarbeiders verwelkomde, zijn in Denemarken de vrouwen de arbeidsmarkt opgegaan.
NRC, 1995

Gastarbeiders naar hier lokken voor het vuile werk vinden wij geen oplossing, ook die mensen hebben recht op een menselijk bestaan.
Johan Van Nijen, Iks, 1983

De man was een gastarbeider, een Turk of een Marokkaan, en ze kende hem, dat bleek uit alles.
Yvonne Keuls, Het verrotte leven van Floortje Bloem, 1982

< >