Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

fulltimer

betekenis & definitie

iemand met een fulltimebaan.

iemand die fulltime, voltijds werkt; iemand die een fulltimebaan heeft; voltijdwerker.

Voorbeelden:
De servicewinkel in Epen wordt bemand door twee fulltimers en één parttimer van de VVV, die volgens Verplancke "vooraf goed in de keuken van de deelnemende concerns hebben mogen rondkijken".
NRC, 2003

De Butler Library van Colombia University heeft acht fulltimers in dienst en er is - net als bij vele andere bibliotheken - elke dag tot 23.00 uur professionele staf aanwezig.
http://www.rug.nl/rc/pictogram/2000-12/redactioneel.htm#qtop

Overigens komt telethuiswerken onder deeltijdwerkers aanmerkelijk minder voor dan bij fulltimers.
http://www.tn.tudelft.nl/hop/, 2001

Gelden alle toeslagen die fulltimers krijgen ook voor alle andere werknemers van het bedrijf?
http://www.vrouwenloonwijzer.nl/

Er werken zo'n 11 personeelsleden op de Trompschool, parttimers en fulltimers.
http://www.homepages.hetnet.nl/~stroomov1/1-1.htm

< >