Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

flemen

betekenis & definitie

iemand vleien.

iemand vleiend toespreken, met de bedoeling hem of haar tot iets te overhalen of om hem of haar gunstig te stemmen.

Voorbeelden:
Ik heb getelefoneerd en geschreven, ik heb gepoogd de pers onder de arm te nemen, ik heb gefleemd en steekpenningen uitgedeeld. Niets hielp!
Robin Hannelore, Requiem voor de geitenmelker, 1980

Ze was in één keer gedegradeerd tot hoer, maar dan geen hoer die het om geld deed, maar een die geen wil genoeg meer had om te kunnen weigeren [...]. 'Niet meer door mij want ik ontdekte dat ik je al zo heb uitgerekt dat het voor mij niet meer hoeft. Ik zal het even met je in orde maken.' Hij greep zijn portefeuille en een regen van bankbiljetten viel voor haar voeten. 'Oprapen. Ik houd niet van die rommel!' Ze bukte zich. Tranen sprongen in haar ogen. 'En wat mijn zoon betreft. Laat die jongen met rust, versta je!' Ze knikte. 'Het was een handig plan,' ging de vader van Simon verder. 'Maar dan moet je toch wel een dommere tegenstander flemen!'
Heere Heeresma, Een hete ijssalon, 1984