Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

Filipijn

betekenis & definitie

iemand uit de Filipijnen.

iemand met de Filipijnse nationaliteit; iemand die behoort tot het Filipijnse volk; iemand die afkomstig is uit de Filipijnen; inwoner van de Filipijnen; Filipino.
In het meervoud ook in toepassing op het volk. Ook, meestal in het meervoud, in toepassing op vertegenwoordigers van een nationale sportploeg of andere groep.

Voorbeelden:
Luisito Espinosa behield zijn wereldtitel in het vedergewicht. De Filipijn versloeg zijn Mexicaanse uitdager op punten.
De Standaard, 1996

Veel Filipijnen vinden dat hun regering [...] in het algemeen veel te weinig oog heeft voor de problemen van de twee miljoen Filipijnen die in het buitenland werken.
http://www.volkskrant.nl/archief_gratis/article633896.ece/Filipijnen_razend_op_Singaporezen

Volgens officiële cijfers werken bijna 2,5 miljoen Filippijnen buiten hun land.
NRC, 1995

Basketbal. De Filipijnen wonnen vier wedstrijden, verloren vier wedstrijden en eindigden op de 12e plaats.
http://nl.wikipedia.org/wiki/Filipijnen_op_de_Olympische_Zomerspelen_1948, 8 februari 2010

Tijdens de jongste schaakolympiade in Moskou tekenden Kasparov en de FIDE de vrede. Kasparov had bovendien een even fors als omstreden aandeel in de herverkiezing van Florencio Campomanes als voorzitter van de FIDE. Met de Filipijn kwam hij overeen dat er in 1995 twee wereldkampioenschappen gehouden worden.
Meppeler Courant, 1995

Duizenden Filippijnen hebben dit weekeinde hun ongenoegen geuit over de recente terechtstelling van de Filippijnse diensbode Flor Contemplacion in Singapore.
NRC, 1995

< >