Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

ficus

betekenis & definitie

kamerplant uit de vijgenboomfamilie.

uitheemse plant met verschillende variëteiten die om hun glimmende, leerachtige bladeren vaak als groene kamerplant worden gehouden en tot hetzelfde geslacht als de vijgenboom behoren.

Voorbeelden:
De bladeren van de ficus glimmen en op het glazen tafeltje ligt het mooiste kleedje.
Stefano Benni, Papa komt op TV, 1995

De Ficus is een plant met vele verschijningsvormen: bomen, struiken, klim- en hangplanten, groenblijvend en bladverliezend. De soorten die als kamerplant gebruikt worden, komen voornamelijk uit Zuid- en Zuidoost Azië, Australië en verschillende delen van Afrika. Door het leerachtige blad is de Ficus een makkelijke plant. Door het blad verdampt de plant namelijk veel minder water.
http://www.xs4all.nl/~deamstel/nl/planten/ficus.htm, 2008

Naast palmen, ficussen en magnolia's staan eiken, elzen en bramen.
NRC, 1995

< >