Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

eigen baas

betekenis & definitie

iemand met een eigen bedrijf.

iemand met een eigen bedrijf; zelfstandig ondernemer.

Voorbeelden:
De beroepen, als slavist en historicus/schrijver, gaven toen voldoende basis om helemaal zelfstandig te worden. Dat 'eigen baas' zijn, had ik ook al van huis uit meegekregen.
Meppeler Courant, 1995

Eigen baas zijn was een droom, maar hij wilde die niet laten bederven door overhaast te werk te gaan. Tien jaar lang bereidde hij zijn sprong naar de zelfstandigheid voor.
De Standaard, 1996

Rigo van Meer vindt dat iemand die aan stress lijdt, moet zorgen dat hij met hart en ziel kan blijven werken: door een andere baan te zoeken, of een andere baas, of door eigen baas te worden.
Intermediair, 2002

Boelen bestiert een zelfstandige leasemaatschappij, voortgekomen uit het garagebedrijf van zijn schoonvader. Om eigen baas te kunnen blijven, heeft hij de komst van nieuwe aandeelhouders zo lang mogelijk uitgesteld.
http://www.ecart.nl/nieuws/fd.htm, 2003

Een paar vrouwen geven aan dat het eigen bedrijf de manier was om een volgende stap in hun carrière te zetten. Zij hadden het gevoel niet verder te kunnen groeien bij hun werkgever en wilden 'na al die jaren onder een baas gewerkt te hebben, eindelijk eigen baas zijn'. Het ondernemerschap als middel om het zogenaamde glazen plafond te slechten.
http://www.arbeid.tno.nl/kennisgebieden/arbeidsmarkt_arbeidsverhoudingen/index.html

< >