een ruwe, onbehouwen man.
Voorbeelden:
De spreker onderstreepte zijn woorden door met zijn lepel lawaaierig tegen zijn lege bord te tikken [...]. Ik gluurde naar de tikker: een ongelikte beer in wiens gemoed een moordenaar kon huizen. Zijn uitstraling was die van een met pillen kalm gehouden krankzinnige.
René Stoute, De heiligen zijn dood, 1982