Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

douceurtje

betekenis & definitie

gift.

gift; extraatje; fooi.
Ook wel in toepassing op een zoethoudertje om iemands ontevredenheid te temperen, of schertsend in toepassing op grotere geldbedragen.

Voorbeelden:
Tot en met vandaag is het openbaar vervoer in Parijs en omstreken gratis. En het moet gezegd worden dat de Parijzenaars, wier openbaar vervoer pas maandag volledig normaal wordt, dat douceurtje verdienen.
De Standaard, 1995

Sam Esmeyer [...] toucheerde voor zijn knokploegkas f 690.000,- waarvan hij een half miljoen [...] direct doorschoof naar het Nationaal Steunfonds, dat op landelijk niveau de financiering van het verzet regelde en wel een douceurtje kon gebruiken sinds het na de spoorwegstaking van begin september 30.000 ondergedoken spoorwegmannen extra 'in de voeding' had.
NRC, 1995

In 1988 verscheen [...] het boek [...]. Daarin beschreven zij ondermeer op welke manier allerlei hoge jongens van de ABP en de bouwwereld elkaar douceurtjes of liever douceurs toespeelden binnen een zo goed als gesloten circuit. Via slimme constructies werden de prijzen van honderden bouwprojecten aanzienlijk opgekrikt om de toch al rijkelijk gevulde beurzen van de betrokken heren extra te vullen.
http://www.stelling.nl/morgenster/abp1.htm, 14 november 2000

< >