zeer graag.
heel erg graag; zeer graag; buitengewoon graag.
Voorbeelden:
Voor het eerst veredelden de speurders in Merelbeke ook gazongrassen. Ze zouden dolgraag zien dat het Europese voetbalkampioenschap in 2000 gespeeld wordt op grasmatten van Merelbeekse origine.
De Standaard, 1996
Als een bepaalde houding na een paar keer proberen nog niet lukt, zet je de televisie aan en plof je op de bank om te kijken naar een herhaling van Father Knows Best en er de spot mee te drijven, terwijl je dolgraag zo'n mooi schone kamer in zou lopen waar het snoep in de melkglazen schaal vast niet door de vochtigheid is omgesmolten tot een kleverig, oneetbaar blok.
Mary Karr, Cherry, 2001
Hij wist dat Gemma dolgraag boterhammen met bruine suiker lustte, maar dat zij die thuis niet kreeg omdat Madame Irma vond dat suiker slecht was voor haar tanden.
Walter van den Broeck, Verdwaalde post, 1998