zeer blij.
heel erg blij; zeer blij; buitengewoon blij.
Voorbeelden:
Hij kwam dolblij thuis met zijn prijzen.
Boudewijn Büch, De kleine blonde dood, 1985
'Toen het besef éénmaal kwam dat ik echt gewonnen had, was ik natuurlijk dolblij', voegt Jan-Willem toe.
Meppeler Courant, 1994
'Zij is hier,' fluisterde Charles dolblij, elk woord beklemtonend.
Christophe Vekeman, Iedereen kan het, 2001
Trinko kreeg echter geen enkel matchpoint en moest uiteindelijk op 13-14, na een foute ontvangst, de zege aan de dolblije Griek laten.
http://www.trinkokeen.nl/
'Maar Marc zei dat ik echt hard moest gaan rijden als ik iets wilde, dus heb ik dat maar gedaan', aldus de dolblije amazone.
Meppeler Courant, 1996