klein type viool.
klein type viool, meestal met drie snaren, zoals de dansmeesters die vroeger gebruikten, omdat zij het instrument dan gemakkelijk konden vervoeren; pochette; zakviool.
Voorbeelden:
De dansmeesters leerden de rijken goede manieren, dansen en buigen. Daar ze naar hun 'klanten' toegingen, vroegen ze aan de vioolbouwers kleine instrumenten te maken die ze gemakkelijk op zak konden steken. Dat was de oorsprong van het dansmeestersviooltje.
http://users.pandora.be/dirk.viaene/muziek1.htm, 2002
Alle prijzen zijn exclusief materiaalkosten en inclusief het gebruik van het aanwezige gereedschap. Voor een hommel of een dansmeestersviooltje bedragen de kosten van het hout ca. € 20,-. Hout voor een viool (alleen het witte hout, dus excl. toets ed.) is in het atelier verkrijgbaar vanaf ca. € 80,-.
http://www.muziek-ambacht.nl/prijs.htm
Een gebeurtenis in de marge van het hofleven waarbij muziek klinkt is het huwelijk van Jan Wolfert van Brederode en Louise van Solms (een zuster van Frederik Hendrik's vrouw Amalia) in 1638: tijdens het souper kan men luisteren naar een tafelmuziek van pochettes (dansmeestersviooltjes), luit en harp, tijdens het ringsteken is er een kar met tien musici die spelen op luit, viool, pochette, viola da gamba en harp.
http://www.hum.uu.nl/medewerkers/r.a.rasch/dmh06.htm