damvereniging.
sportclub waar gedamd wordt in wedstrijdverband; ook: de gezamenlijke leden van zo'n sportclub.
Voorbeelden:
Met een grote damdag viert damclub Zuidwolde volgende week zaterdag feest.
Meppeler Courant, 9 februari 1996
Haar man had beslist een of ander lief in Duitsland opgedaan, want toen hij thuiskwam had hij met moeite zijn vrouw en zijn door haar schildklier ontregelde dochter bekeken, hij had wat met het konijn Valentine gespeeld en was toen vertrokken naar zijn damclub.
Hugo Claus, Het verdriet van België, 1983
In eerdere partijen had ik de aandacht op me gevestigd, in ongunstige zin, door in de openingsfase in valletjes te trappen waarvoor jongens die op een damclub zaten al op de eerste les werden gewaarschuwd, iets met 'Haarlem' erin, als ik het me goed herinner.
Douwe Draaisma, Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt, 2002
Turken en Marokkanen kennen een eigen variant van het damspel in hun land van herkomst. Daar wordt veel gespeeld. In de Nederlandse damclubs zijn zij zo goed als afwezig.
http://www.damweb.nl/bondsraad/discussiestuk.html, 2002
Bij damclub de Schuivende Schijf nadert de competitie het einde.
Meppeler Courant, 12 mei 1995
Het achttal van de damclub uit Zuidwolde behaalde de eerste overwinning in de hoofdklasse van de Drentse Dambond.
Meppeler Courant, 21 november 1994