iemand uit Corsica.
iemand die behoort tot het Corsicaanse volk; iemand die afkomstig is uit Corsica; inwoner van Corsica.
In het meervoud ook in toepassing op het volk.
Voorbeelden:
Een kleine Corsicaan, luisterend naar de naam Napoleon Bonaparte, zet zichzelf op 2 december 1804 in de Notre Dame van Parijs een keizerskroon op, onder toezicht van de paus.
http://www.promotor.nl/published/prm/content/binaire-bestanden/reizen/reisreportages/2005/napoleon-211428.pdf, 2005
Dat er een Corsicaanse eigenheid bestaat, ontkent niemand. Ook niet de zeer republikeinse, om niet te zeggen jacobijnse, gaullist en ex-minister Charles Pasqua, zelf Corsicaan. Maar wat die eigenheid precies is, daarover zijn de Corsicanen al net zo verdeeld als andere minderheden en "volkeren".
De Standaard, 1996
In zijn tweedaags bezoek aan Corsica laveerde minister van Binnenlandse Zaken Jean-Louis Debré moeizaam tussen de meerderheid van Corsicanen die een deel van Frankrijk willen blijven en de extreme nationalisten die een autonoom statuut of onafhankelijkheid eisen.
De Standaard, 1996