Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

carjacker

betekenis & definitie

iemand die aan carjacking doet.

iemand die met geweld en dreigementen een automobilist van zijn auto berooft; iemand die zich schuldig maakt aan carjacking.
Het woord is in het Engels een blend van car 'auto' en hijacker 'ontvoerder'.

Voorbeelden:
Carjacking is met geweld en dreigementen een automobilist beroven van zijn voertuig. Vaak gebeurt dit bij een stoplicht, waar het slachtoffer staat te wachten of tijdens het instappen. Vorig jaar roofden carjackers op deze manier zeker 37 keer een auto.
Leidsch Dagblad, 18 februari 2011

Zo’n vier jaar geleden begon in de VS het ‘carjacking’ (zeg maar de auto-roofoverval) serieuze vormen aan te nemen. [...]. In de strijd tegen de carjacker telt elke seconde.
https://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBPERS01:003123016:mpeg21:a00332, 18 februari 1995

Een carjacking is een misdaad, waarbij een auto gestolen wordt op het moment dat er nog iemand in zit. Gewoonlijk is de carjacker gewapend, en wordt de bestuurder onder dreiging van een wapen verplicht uit de wagen te stappen. Het woord carjacking is een portmanteau van car (auto) en hijacking (kaping).
http://nl.wikipedia.org/wiki/Carjacking

In Lokeren is zaterdagvoormiddag rond 10 uur een carjacking gepleegd. Gemaskerde mannen - het is onduidelijk hoeveel - hebben Hilde H., een 62-jarige vrouw uit Zele, uit haar Mercedes gesleurd en gingen ervan door met de auto. De carjackers reden ook weg met een klaarstaande wagen en de politie zette een klopjacht in.
http://www.hbvl.be/Archief/guid/gemaskerde-mannen-carjacken-62-jarige-vrouw-in-lokeren.aspx?artikel=e513dc31-733a-403e-8bd8-126dee60a670, 24 juni 2006

< >