Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

camperen

betekenis & definitie

met een camper eropuit trekken.

met een camper eropuit trekken; met een camper op vakantie gaan.

Voorbeelden:
Veel Nederlanders houden vast aan de kampeergedachte, of ze nu camperen of niet. Ze bivakkeren op één plek, zonder de vrijheid en de flexibiliteit van de camper te benutten.
de Volkskrant, 7 augustus 2014

De Nederlandse Kampeerauto Club (NKC), 'Europa's grootste club van camperliefhebbers', diende deze zomer zelfs een verzoek in om de woorden 'camperaar' en 'camperen' te laten opnemen in Van Dale.
de Volkskrant, 7 augustus 2014

Camperen is niet voor iedereen weggelegd, oordeelt Groenendijk. "Je kunt vakantiegangers grofweg in twee categorieën verdelen: de verblijver en de reiziger. Een verblijver zoekt minstens drie maanden voor vertrek op internet naar een geschikte camping met de nodige faciliteiten. Vervolgens reserveert hij vroegtijdig een plek."
Het Parool, 24 maart 2006

De helft van de mensen die een camper aanschaft, heeft wel veel gereisd, maar nog nooit gekampeerd. "Zij vereenzelvigen camperen veelal met kamperen. Voor hen een schrikbeeld: ze denken bij een camping aan glimpakken, tattoo's, piercings, aan mensen die met handdoek en closetrol onder de arm op weg zijn naar het washok. Ik probeer hen duidelijk te maken dat camperen iets anders, een manier van reizen is."
Het Parool, 24 maart 2006