Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

broer

betekenis & definitie

mannelijke bloedverwant.

man of jongen met dezelfde ouders als diegene met wie hij in verband gebracht wordt, of mogelijk ook alleen dezelfde vader of; ook: man of jongen die geadopteerd is in hetzelfde gezin als diegene met wie hij in verband gebracht wordt.

Voorbeelden:
We deden wat we konden om het gevoel van de broer met de lange naam te bewaren, maar tegen het middageten, bij de hutspot met worteltjes en rapen, zaten we alweer als zeven aparte broers aan tafel, met elk onze eigen naam en onze eigen armen en benen.
Bart Moeyaert, Broere, 2000

Speech! Wie wil er speechen voor onze arme papa? Alle aanwezige broers hebben cursussen, seminars en symposia in de retorica en sociale omgang doorlopen. Ze hebben zonder uitzondering de modules 'Representatief Spreken', 'Assertief Spreken', 'Innovatief Spreken', en, heel gemeen, 'Bijdehand Spreken', aandachtig en met succes gevolgd.
Abdelkader Benali, Berichten uit Maanzaad Stad, 2001

Mr. Khan heeft een broer in de regering, een broer in de top van het leger, een echtgenote, twee zonen en drie dochters, een maîtresse in Islamabad en een in Karachi.
Mensje van Keulen, De gelukkige, 2001

< >