Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

belgicist

betekenis & definitie

unitarist.

iemand die het streven naar een Belgische eenheidsstaat ondersteunt; iemand die het belgicisme aanhangt; unitarist.

Voorbeelden:
"De Belgische traditie wordt geschraagd door oud-strijders en militairen en door Franstalig-burgerlijke kringen in Brussel"? Ik ben noch oud-strijder, noch militair, noch Franstalig Brusselaar, en toch ben en blijf ik een overtuigd unitarist en belgicist.
De Standaard, 1996

Verhofstadt pleit voor een zelfstandiger Vlaanderen. Wat denkt de "Belgicist" De Croo daarvan?
De Standaard, 1996

Als iemand die van geboorte Nederlander is maar die al decennia in België woont en zich zelfs belgicist noemt, voelt Barnard zich geroepen "het grote stripverhaal dat België heet" vurig te verdedigen tegen "het wijsneuzige Hollanderdom".
De Standaard, 1996

Een groep Belgicisten heeft gisteren een nieuwe partij opgericht om "de eenheid van België te behouden".
De Standaard, 1996

Belgicisten houden ons steeds voor dat het gevaarlijk is te streven naar Vlaamse onafhankelijkheid, want … Vlaamse onafhankelijkheid zou leiden naar Joegoslavische toestanden, naar een burgeroorlog.
http://www.vbj.org/

Voor de "belgicisten" waren Vlaamse en Waalse Beweging lastposten, haren in de soep. Het "natiegevoel" stond er haaks op. Dus moesten Walen en Vlamingen alles gemeen hebben, behalve de taal.
De Standaard, 1995

Een nationalistisch bindteken zoals bij het Vlaams Blok is er ook niet, want het FN bevat zowel belgicisten als wallinganten.
De Standaard, 1996