Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

banaan

betekenis & definitie

Het begrip banaan heeft 2 verschillende betekenissen:

1) langwerpige, kromme vrucht met gele schil.
langwerpige, iets kromme vrucht van de bananenboom, meestal met een gele schil en crèmewit, zacht vruchtvlees.
Men onderscheidt verschillende soorten, waaronder er een vijftal op de markt verkocht worden: de gewone, gele banaan (dessertbanaan, fruitbanaan), de rode banaan, de appelbanaan, de babybanaan en de bakbanaan. In Indische gerechten wordt de banaan meestal pisang genoemd, het Maleise woord voor de vrucht. In Suriname gebruikt men het woord bacove voor de banaan die zonder verdere bereiding gegeten kan worden. Het woord banaan wordt in Suriname doorgaans gebruikt voor de bakbanaan.

2) bananenplant; bananenboom.
boomachtige plant uit het geslacht Musa, waaraan bananen groeien; bananenplant; bananenboom.