Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

autonomieperiode

betekenis & definitie

Het begrip autonomieperiode heeft 2 verschillende betekenissen:

1) periode van zelfstandig bestuur.
periode waarin een landsdeel of gebied in belangrijke mate of geheel beschikt over zelfbestuur tegenover een hoger staatsgezag; periode van autonomie; periode van zelfstandig bestuur.

2) periode zonder stroomtoevoer.
periode waarin een systeem na het wegvallen van de normale stroomtoevoer kan voorzien in de electrictiteitsbehoefte van een toestel of constructie om het genoemde tijdelijk operationeel te houden; periode waarin een systeem autonoom kan functioneren; periode zonder stroomtoevoer.

< >