deur van een auto.
deur die toegang tot een auto geeft; deur van een auto; autoportier.
Voorbeelden:
We krijgen de motorkap niet vlot open en de Fransman doet met het contactsleuteltje in zijn hand de autodeur bij de bestuurdersplaats open en gaat op de stoel zitten.
Liza van Sambeek, Zadelpijn en ander damesleed, 2003
In de zomer sneed ik met een snoeimes in het topje van mijn vinger en nu plette ik een vinger tussen de autodeur.
De Standaard, 1996
Ik hoorde een autodeur dichtslaan, gevolgd door het tikken van naaldhakken over het tuinpad.
NRC, 1994