deskundige in de archeologie.
iemand die zich voor zijn beroep bezighoudt met het ontdekken van de geschiedenis door opgravingen en door analyses van opgegraven vondsten; deskundige op het gebied van de archeologie; ook: het beroep van archeoloog.
Voorbeelden:
De kennis van oude beschavingen hebben wij voor een groot deel te danken aan opgravingen en wat archeologen op grond van hun vondsten over verdwenen culturen hebben vastgesteld.
J. Bernlef, Buiten is het maandag, 2003
Huishoudelijk afval heeft altijd tot de geliefkoosde bronnen van de archeoloog behoord. Zo weten we dat Portugese steentijdperkers paardenvlees en kokkeltjes aten, omdat resten van die dieren in stortputten uit de tijd zijn teruggevonden. En we weten dat de Romeinen wijn dronken, omdat stukgevallen amforen bij het keukenafval terechtkwamen.
De Standaard, 1996
Het zal wel helemaal fout zijn, maar ik vind het altijd een beetje vreemd, als ik zo'n archeoloog ergens in Egypte met een strandschepje in het zand zie spelen, af en toe een scherfje bovenhalen, het voorzichtig met een tandenborsteltje schoonstrelen en dan dat stukje steen in de richting van de camera houden om er een close-up van te maken.
Louis Verbeeck, De kabouter met het moedervlekje, 1984