Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

aprilvis

betekenis & definitie

1 aprilgrap.

grap waarmee men (volgens de traditie) iemand op 1 april fopt; 1 aprilgrap.

Voorbeelden:
Het hooggerechtshof van Portugal verplichtte een werkgever om een vroegere werknemer die hij achttien jaar geleden ontsloeg, terug in dienst te nemen [...]. "Ik zal op één april terug aan de slag gaan, en ik verzeker u dat het geen aprilvis is", zei de gelukkige.
De Standaard, 1996

De aprilvis. VRT, zevende dag, 1 april, dus driewerf op uw tellen letten... geblazen!
http://tof.at.tf/, 2001

'Welke dag zijn we feitelijk? Woensdag of donderdag?' 'Gut, mens, hoe kan je daaraan twijfelen?' hoor ik een bevriende Nederlander lachen: 'vrijdag natuurlijk.' Ah ja. Hé, en het is nog l april ook. Onwennig en verveeld draai ik me in de lakens. Zou ik dan wel opstaan? Even nog denken wie ik een poets zal bakken. De kinderen? Neen, die roepen wel de hele dag door: '1 april, aprilvis, gefopt,' maar in feite begrijpen ze er nog niets van.
Helene Hemelaers, Die kleine dingen, 1984

< >