eetlust.
lust om te eten; zin om iets te eten; eetlust; trek; honger.
Voorbeelden:
Ondanks mijn appetijt durfde ik geen gehaktbal meer aan te raken.
Paul Koeck, De stoelendans, 1983
Op sommige momenten, zoals nu, terwijl hij niet zonder appetijt zijn voedsel vermaalde - elke hap dertig maal kauwend, want dat was niet alleen gezond, maar de mens had dan ook minder nodig, zoals hij in de hongerwinter had geleerd - overviel hem even een schrik.
Heere Heeresma, Heeresma helemaal, 1978
Ik was blij toen ik 's anderendaags mijn benen onder tafel kon steken in een taverne in Wenduine. De uitbater is een oude vriend van mij, hij leest zo van mijn gelaat waar ik trek in heb en hoe groot mijn appetijt is.
De Standaard, 1995
Een stuk in de middag ontwaakte ik uit een zoveelste soes met trek in een boerenomelet en dat was het signaal, want appetijt kondigde aan dat het meeste leed was geleden.
Paul Koeck, De stoelendans, 1983