Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

appartement

betekenis & definitie

woongelegenheid.

woongelegenheid die bestaat uit een of meer bij elkaar behorende vertrekken in een groter gebouw met meer van dergelijke woongelegenheden; flat.

Voorbeelden:
Omdat zij, door het overlijden van een familielid, verhinderd zou zijn om op vrijdag het appartement, in feite een luxueuze loft, te komen schoonmaken, wou zij met J.S. een andere afspraak maken.
Fernand Auwera, Vliegen in een spinnenweb, 2001

Al een dag na zijn aankomst op Ibiza vond Keller een geschikt appartement, een driekamerflat op een bovenste verdieping aan het begin van de Via Púnica, vlakbij de Vara de Rey waar zich overdag het mondaine leven toespitste.
Theo Kars, Avonturen op Ibiza, 1980

Op de eerste verdieping hadden mijnheer en mevrouw hun appartement.
Axel Bouts, Mise-en-scène, 2000