Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

alledag

betekenis & definitie

iedere dag; dagelijks; steeds.

iedere dag; dagelijks; steeds.

Voorbeelden:
Voor haar was het weer eens wat anders dan praten over [...] al die zaken waar ze het met haar vorige minnaars zo goed over kon hebben, waarbij elke minnaar voor haar zoiets was als een bos bloemen [...], maar bij de eerste tekenen van verleppen gooide zij ze weg [...], maar hij was geen boeket, hij had wortels, anders dan al die ontheemde reizigers, criminelen en levenskunstenaars zonder toekomst, hij was een levende plant en groeide alledag.
Thomas Rosenboom, Spitzen, 2004