mens.
iemand die op aarde woont; bewoner van de aarde; mens.
Voorbeelden:
Beschreef de aarde een dergelijke baan ten opzichte van de zon, dan zouden de aardbewoners het ene moment geroosterd en het andere moment diepgevroren worden.
Algemeen Dagblad, 2000
Ik heb eens berekend dat we bij een evenredige verdeling van het landoppervlak, inclusief woestijnen en rotsmassieven en tropische vegetatiegordels, iedere aardbewoner circa achtendertigduizend vierkante meter zouden kunnen toemeten.
Ward Ruyslinck, Op toernee met Leopold Sondag, 1979
Het Global Positioning System (GPS), een netwerk van satellieten van het Amerikaanse leger, geeft aan de aardbewoner met een GPS-ontvanger precies door waar hij zich bevindt.
Reformatorisch Dagblad, 2001
Maar ook de Meppeler amateur-sterrenkundige vraagt zich wel eens af of we''alleen' zijn in het universum. De enorme afstanden en de ontelbare sterrenstelsels maken dat hij niet uitsluit dat de aardbewoners de enigen zijn met een bewoonbare planeet.
Meppeler Courant, 1995
De Duitse filosoof Peter Sloterdijk, toch niet de minste onder de aardbewoners, beweert dat tv alleen maar te consumeren valt 'op het nulpunt van de intelligentie', met andere woorden, als je alle vermogens uitschakelt zoals 'massa's' zogezegd doen.
Leo De Haes, Cultuur is oorlog, 2000
Het boek speelt zich af in de, Asimov-lezers bekende, "stalen holen" - ondergrondse steden waarin de aardbewoners zich wegens milieuverloedering en radioaktieve neerslag hebben teruggetrokken.
De Standaard, 1996