(Joubert 2005), ook hòfi (GB), boomgaard, in het bijzonder met hoge vruchtbomen; in het Europees-Nederlands oorspronkelijk ‘omheind stuk grond beplant met bloemen en gewassen’, in het
Antilliaans-Nederlands heeft het woord een specifieke betekenis gekregen; hòfi is de Papiamentse vorm, ontleend aan Nederlands hofje (Van der Sijs 2010).