(1723-1735), Chin. keizer uit de Ch’ing-dynastie, opvolger van K’ang Hsi; onder zijn regering kwamen de keramiekmanufacturen van Ching-te-chen onder keizerlijk toezicht. In 1726 benoemde de keizer Nien Hsiyao tot directeur en in 1728 werd de zeer bekwame T’ang Ying als zijn assistent aangesteld.
In deze periode ontstond prachtig porselein met monochrome glazuren, zoals het clair de lune en de rode soufflés: ook de vormen waren buitengewoon sierlijk. Yung Chêng stimuleerde eveneens het nabootsen van vroegere keramiek, vooral het Sung-celadon en het blauwwitte Ming-porselein. Stijl en nien hao van K'ang Hsi werden het meest gekopieerd, maar ook Chêng Hua- en Hsüan Tê-porselein werden nagebootst. Onder Yung Chêng werd de invloed van het Westen groter (Jezuïeten-porselein), de export nam toe. Toch werd juist in deze tijd zeer veel aandacht besteed aan het Chinese porselein dat niet voor de export bestemd was. Zo werd er voor Yung Chêng (en later voor keizer Ch'ien Lung) speciaal famille rose-porselein vervaardigd dat in het Westen de naam ‘Chinese taste' kreeg.
Hier is geen sprake van westerse invloed, de motieven zijn zuiver Chinees. Aan de regering van Yung Chêng hebben we een van de belangrijkste documenten te danken over porselein uit de 18de eeuw, de zgn. Yung Cheng-lijst. Deze werd in opdracht van Hsieh Min, de gouverneur van de provincie Kiangsi, door T'ang Ying samengesteld en in 1732 gepubliceerd. De lijst bevat een selectie van het voor de keizer en het hof vervaardigde porselein (58 nummers) en geeft tevens een indruk van het te Ching-tê-chên gemaakte porselein en steengoed.
