De grote encyclopedie van het antiek

Jan Durdik en anderen (1970)

Gepubliceerd op 02-12-2020

Slingeruurwerk

betekenis & definitie

in de geschiedenis van de klok het eerste gelijkmatig lopende uurwerk. De slinger werd voor het eerst met succes toegepast door Chr.

Huygens in 1656, maar eerdere stappen werden reeds gezet door Galileo Galilei (1564-1624), die met een aan een draad bevestigd voorwerp bewees dal bij inkorting van de draad het aantal slingerschommelingen toenam, en dat bij verlenging het omgekeerde plaatsvond. In analogie daarmee werden de uurwerkslingers samengesteld uit een dunne, metalen staaf aan de onderzijde waarvan het slingerlichaam was gestoken. Aan het eind van de staaf zit een verstelbare moer voor het regelen van de slingertijd. Klokken met een spillegang hebben doorgaans een korte, ver uitslaande, snel bewegende slinger, maar indien de lepels van de spillegang vlakker worden opgesteld (zoals bijv. het geval is bij de vroegere comtoises) is een langere slinger ook mogelijk. De uitvinding van de ankergang maakte lange slingers met kleine amplitude en geringer krachtsverbruik mogelijk. De meest voorkomende lange slinger is de zgn. secondeslinger (1 sec. p. slingerbeweging) van ongeveer 1 m lengte, de een-een kwart-secondeslinger heeft echter al een lengte van bijna 2m, waarvoor uiteraard een zeer hoge slingerkast nodig is.

Dergelijke klokken herkent men ook aan de schaalverdeling van de secondewijzer, die met 40 in plaats van 60 maatstreepjes is ingedeeld. Nog langere slingers komen praktisch alleen voorbij torenuurwerken. Een bezwaar van metaal, het uitzetten en krimpen bij temperatuursveranderingen, begon zwaarder te wegen naarmate de uurwerken exacter werden. Ter opheffing van deze nadelige eigenschap werden compensatieslingers ontworpen, waarvan de roostercompensatieslinger van Harrison (1725) de meest gebruikte is. De slingerophanging van Christiaan Huygens berustte op een zijden draad, die om een rechthoekige pen was gewonden, zodat de draad en daarmee de slingerlengte verlengd of verkort kan worden. Deze ophanging, die vooral geschikt is bij korte, lichte slingers komt ook dikwijls voor bij Franse pendules (suspension à soie).

Een andere wijze van ophangen, meestal bij de zware, lange slingers toegepast, berust op een driehoekig stalen prisma dat aan de slingerstaaf is bevestigd : de scherpe kant van het prisma steunt in een V-vormig blok agaat of hardstaal, dal vast aan het gestel is bevestigd (mesophanging). De meest bekende en meest verbreide wijze van slingerophanging is door middel van een slingerveer bestaande uit twee verende stalen bandjes die tussen twee messing plaatjes zijn geklemd, aan de onderkant voorzien van nokjes waaraan de slinger is opgehangen. De verstelbare slingerophanging is een uitvinding van Achille Brocot (Brocot-ophanging). Een geval waarin de slinger onbeweeglijk verbonden is met de as van het echappement doet zich voor bij de Engelse tafelklok en het schippertje.

< >