De grote encyclopedie van het antiek

Jan Durdik en anderen (1970)

Gepubliceerd op 02-12-2020

Scandinavisch goud en zilver

betekenis & definitie

Zoals ook elders is van het middeleeuwse zilver zo goed als niets bewaard gebleven, met uitzondering van een groot aantal drinkhoorns uit de 14de en 15de eeuw, sommige met zilveren monturen, de meeste met verguld koperen monturen. Na begin 16de eeuw worden ook bekers, muntenbekers en flapbekers gemaakt; de vroege fiapbekers zijn hoog en cilindrisch van vorm.

Deze krijgen in de late 17de en 18de eeuw een meer gedrongen model, met drie gegoten pootjes (in de vorm van granaatappels, leeuwen e.d.). Als duimrust treft men het vaakst twee eikels aan. Kenmerkend voor de Scandinavische flapkan zijn de duimrust in de vorm van een afgeplatte bol en de bolvormige pootjes. De flapkan is in de Scandinavische landen langer in gebruik gebleven dan in de rest van Europa, nl. tot in de 19de eeuw. Bekers met en zonder gegoten pootjes werden in het algemeen in dezelfde stijl gemaakt als de flapkannen. Bekers uit de late 17de en de 18de eeuw zijn dikwijls voorzien van gedreven bloemmotieven op een geruwde ondergrond.

Het 18de-eeuwse Scandinavisch zilver volgt in het algemeen de zilverstijlen van Engeland en Frankrijk. In Denemarken werd aan het eind van de 15de eeuw een waarborgsysteem voor goud en zilver ingevoerd met stadskeur en meesterteken. Vanaf 1685 werden daaraan een jaarletter en waarborgmerk van de keurmeester toegevoegd. Soortgelijke keuren en tekens werden in Noorwegen vanaf het midden van de 18de eeuw gebruikt. In Zweden was vanaf het eind van de 15de eeuw een meesterteken verplicht. Een stadskeur werd in de 16de eeuw daaraan toegevoegd en vanaf 1689 een jaarletter: deze werd in 1758 verplicht gesteld. In 1752 werd een systeem van staatskeuren ingevoerd, waarbij een driedubbele kroon als staatskeur werd gebruikt, ter vervanging van de essaai van de keurmeesters.

< >