(v. L.al. rusticus — boer), bouwtrant die gebruik maakt van ruw, onbewerkt materiaal of die de schijn moet wekken dit te doen.
In de meubelkunst zijn dan de poten en andere onderdelen in een quasi-vorm van boomstammen, takken, bladeren e.d. gesneden. Dit werk werd in de 18de en 19de eeuw gemaakt voor tuinhuisjes, zomerverblijven en tuinen. In de 19de eeuw worden zulke meubelen vaak uit gietijzer vervaardigd. De Zwitserse koekoeksklokken komen voort uit deze traditie.