(v. it. capitone = floretzijde), wijze van stofferen, waarbij de bekleding op regelmatige afstanden wordt doorgenaaid, zodat het geheel het uiterlijk van een samenstel van kleine kussentjes krijgt. Komt in de 18de eeuw voor bij koetsen en draagkoetsjes (vooral aan de zijkanten ter bescherming tegen stoten), een enkele maal ook voor zittingen.
Wordt in het midden van de 19de eeuw populair voor salonmeubelen.