( 1682-1719). Du. alchemist, de eerste Europeaan die erin slaagde echt porselein te vervaardigen.
Hij kwam als 14-jarige in de leer bij een apotheker in Berlijn, waar hij al spoedig de naam kreeg een goudmaker te zijn. Deze faam bracht hem in moeilijkheden : in 1701 nam hij de wijk voor de mannen van koning Frederik i van Pruisen, hetgeen hem echter maar tijdelijk mocht baten, want in 1707 werd hij in Dresden op last van August de Sterke in de gevangenis gezet om hem aldus te dwingen goud te maken. Toen dit niets opleverde werd zijn volgende opdracht om met de wis-en natuurkundige von Tschirnhaus het geheim van de porseleinfabricage te ontraadselen. Zo ontstond in gevangenschap in 1708 hel rode Böttger-steengoed, het jaar daarop het witte, onverglaasde Böttger-porselein en in 1709 het bijbehorend glazuur. Een fabriek, aanvankelijk in Dresden gesticht, werd in 1710 overgebracht naar de vesting de Albrechisburg te Meissen. waarvan hij de eerste directeur werd. Böttgers voornaamste medewerkers waren de decorschilder Christoph Conrad Hunger en de arcanist Samuel Stölzel, die later naar Wenen trokken en daar een concurrerende porseleinmanufaetuur begonnen. In 1715 herkreeg Böttger eindelijk zijn vrijheid, maar zijn geknakte gezondheid, ondermijnd door overmatig alcoholgebruik, voerde hem naar een vroegtijdige dood.